3. Stimulerende en coherente wet- en regelgeving
Verbeteringen in de wet- en regelgeving zijn noodzakelijk om bijdragen van boeren en andere grondgebruikers aan biodiversiteitsherstel te ondersteunen. Duidelijke kaders zijn nodig voor handelingsperspectief. Doelgerichtheid (in plaats van maatregelengericht), integraliteit (over ministeries en kabinetten heen) en samenhang (de ene overheid ondersteunt de ander, en de ene maatregel grijpt logisch in op de andere) zijn hierbij kernbegrippen. Stimulerende en coherente wet- en regelgeving zorgt er tevens voor dat voorlopers beloond worden en achterblijvers veel minder mogelijkheden houden om niet aan de regels te voldoen (terugdringen free rider-gedrag).
4. Kennis, innovatie, educatie
Opbouw en uitwisseling van kennis en het onderwijs zijn een belangrijke poot van het Deltaplan. We maken maximaal gebruik van tal van initiatieven waar kennis wordt ontwikkeld die breed uitgerold kan worden, door de wetenschap en praktijk kan worden getoetst en een plek kan krijgen in opleidingen. Nieuwe kennis wordt ook ontwikkeld in onze Living Labs waar we met veel partners samenwerken volgens het principe: doen – leren - beter doen.
5. Samenwerken op gebiedsniveau
Een belangrijke factor voor succesvol biodiversiteitsherstel is gebiedsgericht samenwerken. Ook de maatregelen bij de ‘buurman’ hebben veel invloed op de effectiviteit van de eigen maatregelen. Natuurgebieden, landbouwgebieden, de openbare ruimte en steden zijn allen van groot belang voor biodiversiteit in Nederland, want natuur kent geen scherpe grenzen. Het Deltaplan inventariseert verschillende vormen van gebiedssamenwerking en heeft een praktische leidraad voor gebiedsgericht samenwerken opgesteld. De uiteindelijke ambitie is om vanuit gebiedssamenwerkingen op te schalen naar een landelijke dekking van acties en prestaties. Hierbij is regie op nationaal en/of provinciaal niveau noodzakelijk om adequaat te kunnen sturen op doelen en een aanpak te formuleren voor de witte gebieden waar nu nog niet wordt samengewerkt.
Stikstofproblematiek:
niet alles kan overal
'Niet alles kan overal' is het eindadvies over structurele aanpak op lange termijn van het Adviescollege Stikstofproblematiek. Zij hebben de opdracht gekregen van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te adviseren over een structurele aanpak van de stikstofproblematiek op de lange termijn in Nederland.
In het rapport staan aanbevelingen, zowel op hoofdlijnen als specifiek voor de hoofdopgaven Natuurherstel en Stikstof aanpak. Om de geadviseerde aanpak daadwerkelijk tot uitvoer te brengen, zijn aanvullende aanbevelingen geformuleerd. Het rapport is hier na te lezen. De samenvatting van de aanbevelingen start op pagina 109.